Zodra je een diagnose krijgt (huh, ben ik ziek ofzo), sorry een label, word je uit het vakje met normale mensen gegooid. Je neemt plaats in een of ander neurodivers vakje en zit daar je tijd uit tot je normaal genoeg bent om terug te stappen in het gulden gemiddelde, normale vak. Normaal/ niet normaal.
Zo gaat het meestal. Veel boeken en therapieën zijn erop gericht te kunnen functioneren in de normale maatschappij. Normaal doen is een doel, als dat gehaald is zijn we tevreden. De norm.
Veel neurodivergenten halen dit doel prima. Ze zijn hoogfunctionerend vreemd en hebben hooguit een dure noise cancelling headphone. Verder merk je niks. Dat klinkt goed maar ik word daar heel boos van. Want veel van die mensen zijn ’s avonds echt heel moe. En zien op tegen de drukke dag met meetings die er morgen weer is. En overmorgen. En daarna. En dan branden ze uiteindelijk op. Hop, burnout.
Terwijl de neurodivergenten vaak precies de creativiteit, eerlijkheid, out of the box en het doorvragen brengen dat iedereen zo nodig heeft.
Normaal is te klein
Dat normale als norm is dus heel beperkend. Ik vind dat we het vakje normaal moeten openbreken. We willen niet dat mensen zo normaal mogelijk worden, we willen dat de definitie van normaal verandert. Een binair systeem volstaat niet. Een lijn ook niet. Het is alle kanten op.

Steen voor steen verplaatsen we het muurtje en maken we het groter. En voila! Ineens zien we dat het muurtje niet meer dicht is. Het is groter, en open. Dan zijn ineens meer mensen normaal en is iedereen tegelijk heel verschillend!

En zo hoort het. En als we dan samen denken over wat ons gelukkig maakt, worden wie allemaal gelukkiger. Bijvoorbeeld:
- Hoge kwaliteit meetings: aandachtig en met een doel
- Rustige denktijd: geef ruimte
- Eerlijk zijn: geen achterkamertjes politiek
- Hiërarchie: alleen als het helpt
Wie kan daar nou tegen zijn?